Houtbewerking vragen deel 3

1.1 Elektrische gereedschappen

  1. Kun je elektrische gereedschappen herkennen aan de kleur?

A. Ja, die is altijd hetzelfde

B. Nee, de kleur verschilt per merk

2. Wat moet je altijd dragen als je gaat werken met machines?

 

 

1.2 de handcirkelzaagmachine

  1. Waaraan moet je denken als je met de handcirkelzaag gaat werken?

 

 

1.3 de bovenfreesmachine

  1. Hoeveel handgrepen heeft een bovenfreesmachine?

A. 1

B. 2

C. 3

D. 4

2. Hoe heet het onderdeel waar je de freesdiepte mee kunt instellen?

A. Kogellager

B. Raketaanslag

C. Revolveraanslag

3. Wat moet je als eerste doen wanneer je de machine (opnieuw) moet instellen?

A. de freesdiepte-instelling loshalen

B. de stekker uit het stopcontact halen

C. de voetplaat naar achteren kantelen

D. het freesje een halve slag draaien en blokkeren

 

 

1.4 de tacker

  1. Zijn tackers veilige machines?
  2. Waarom zit er geen snoer en stekker aan een tacker?
  3. Waar kun je de nieten in doen?

 

 

2.1 Machines

  1. Kan het werken met machines gevaarlijk zijn?

A. Ja

B. Nee

2. Wanneer moet je de veiligheidskaart lezen?

A. Voordat je de machine aanzet

B. Nadat je de machine aanzet

3. Waarom moet de afzuiging aan staan als je met machines werkt?

 

 

2.2 de cirkelzaagmachine

  1. Moet de kap de zaag helemaal afschermen?

A. Ja

B. Nee

2. Waarom gebruik je een duwhout?

3. Hoe houd je, jouw handen tijdens het zagen?

 

 

2.3 de lintzaagmachine

  1. Staat een lintzaagmachine op wielen?

A. Ja

B. Nee

2. Moet je eerst de zaaglijn op het hout aftekenen?

A. Ja

B. Nee

3. Mag je tijdens het zagen het hout terughalen?

A. Ja

B. Nee

 

2.4 de tafelfreesmachine

  1. Mag je zelf met de freesmachine werken?

A. Ja

B. Nee

2. Teken in de plank hieronder een groef

 

 

2.5 de bandschuurmachine

  1. Moet de afzuiging aan staan als je gaat schuren?

A. Ja

B. Nee

2. Moet je het hout met veel kracht tegen de schuurband duwen?

A. Ja

B. Nee

3. Welke onderdelen gaan bewegen als je de machine aanzet?

4. Worden allebei de rollen door een motor aangedreven?

A.  Ja

B. Nee

 

 

3.1 Transportkarren

  1. Waarom is het beter een kar te gebruiken als je veel zware balken moet verplaatsen?

 

 

3.2 de steekwagen

  1. Kun je gemakkelijk hele lange planken met de steekkar verplaatsen?

A. Ja

B. Nee

2. Mag je ook een stapel dozen met de steekkar verplaatsen?

A. Ja

B. Nee

 

3.3 de platenkar

  1. Waarom is het beter om met 2 mensen de platenkar te rijden?

 

 

3.4 de palletwagen

  1. Zoek een foto op van een pallet en laat deze aan je begeleider zien.

 

 

4.1 Houtverbindingen

  1. Wat is sterker?

A. Een houtverbinding

B. Spijkers

2. Wat is mooier?

A. Als de houtverbinding strak in elkaar zit

B. Als de houtverbinding los in elkaar zit

 

 

4.2 losse veerverbinding

  1. Blijf je de verbinding van de losse veer altijd op de kop van het hout zien?

A. Ja

B. Nee

 

 

4.3 Groef-en-messingverbinding

  1. Hoe dik is de veer altijd?

A. 1/3 deel van de houtdikte

B. 1/30 deel van de houtdikte

C. 1/300 deel van de houtdikte

 

 

4.4 de verstekverbinding

  1. Hoeveel graden is de hoek van een deel hout in de verstekverbinding?

A. 15 graden

B. 30 graden

C. 45 graden

2.  Hoe noem je een hoek van 90 graden ook wel?

A. Uit de haak

B. een haakse hoek

C. een heekse hoek

 

 

4.5 de deuvelverbinding

  1. Wat gebruik je in de deuvelverbinding om 2 delen hout aan elkaar te maken?

A. een deuvel

B. een lamello

C. een domino

D. een spijker

2. wat gebeurt er als je de gaten van de deuvelverbinding te klein boort?

A. dan zit de verbinding strak in elkaar

B. dan past de deuvel niet

 

4.6 de lamello-verbinding

  1. Welk elektrisch gereedschap gebruik je om de lamello-verbinding te maken?

A. een boormachine

B. een dominofreesmachine

C. een lamellofreesmachine

2. Wat doe je als je een lamello-verbinding gaat maken?

A. je boort een gat in het hout

B. je freest een gleuf in het hout

 

 

4.7 de dominoverbinding

  1. Waarom zitten er ribbeltjes aan de zijkant van een domino?

A. omdat dat goedkoper is

B. omdat de lijm dan beter blijft zitten

C. omdat dat beter is voor het milieu

2. een domino is een…

A. verstekverbinding

B. montagemateriaal

C. pen-en-gatverbinding

 

 

5.1 fineer

  1. Wat is fineer?

A. een heel dun laagje plastic

B. een heel dun laagje beton

C. een heel dun laagje hout

D. een heel dun laagje staal

 

 

5.3. Spaanplaat

 

 

 

6.1 bladscharnier

  1. Zitten er in een bladscharnier schroefgaten?

A. Ja

B. Nee

2. Wat houden de 2 bladen van een scharnier bij elkaar?

3. Welk scharnier is hieronder afgebeeld?

 

 

 

6.2 inboorscharnier

  1. Uit hoeveel delen bestaat een inboorscharnier?

A. 1 deel

B. 2 delen

C. 3 delen

D. 4 delen

2. In hoeveel richtingen kan een deur met inboorscharnieren worden nagesteld?

A. 1 richting

B. 2 richtingen

C. 3 richtingen

D. 4 richtingen

 

 

 

6.3 Deurknoppen en deurgrepen

  1. Hoe kan een knop aan een deur gemaakt worden?

A. Lijmen

B. Schroeven

C. spijkeren

2. Waarom moet er op een deur een knop of handgreep zitten?

A. voor de sier

B. om de deur vast te kunnen pakken

C. dan kun je snel zien of een deur goed hangt

 

 

6.4 ladelopers

  1. Zijn ladelopers van metaal?

A. meestal wel

B. meestal niet

2. Schuift een lade op 1 of 2 ladelopers?

A. 1

B. 2

 

 

6.5 plankendragers

 

 

TEKENOPDRACHTEN